woensdag 22 juni 2011

Verschenen


Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten.
Vertaald door Erik de Smedt. Vormgeving: Danny Dobbelaere.
Zegwerk, Gent. Foto: Heike Dobbelaere.

zondag 12 juni 2011

Wurm, wormstekig



Omdat de boog niet altijd gespannen kan staan, bezoeken Vorm en Vormeloos de tentoonstelling van de Oostenrijkse kunstenaar Erwin Wurm (*1954) in het Middelheimmuseum. Wear me out is de titel, die doet denken aan iets afgedankts en op de draad versletens. Een metafoor voor de toestand van de kunst anno 2011, de beeldhouwkunst in het bijzonder? Die laatste heeft zelfs met haar naam problemen: een beeldhouwwerk, dat zegt niemand nog, een sculptuur kan nog net, een installatie is dan weer te ruim en een beeld kan alles zijn.

Volgens de folder is Wurm vooral geïnteresseerd in 'de exploratie van de sculpturale mogelijkheden van het alledaagse'. Ha, nog maar 's het beeld van zijn sokkel gehaald, denken Vorm en Vormeloos. Bonjour, monsieur Rodin. Om de verwarring niet te groot te maken, besluiten ze netjes de nummers van het parcours te volgen.



Misconceivable heet het eerste werk. Geldt dat niet voor veel moderne en hedendaagse kunst? Een blauwe plezierboot ligt nog op het droge – nee, dat is te statisch gezegd, want hij lijkt net in het water te duiken. Readymade plus kromming. Hello, Mister Duchamp. Het werk prikkelt de gedachte aan wat varen is: een nabootsing van de vis (in casu de dolfijn, mooi blauw) of van de mens die de vis nabootst door te duiken en te zwemmen. Een conceptuele metonymie die fraai oogt.



In de hangar (nr. 5) vinden Vorm en Vormeloos een soortgelijk werk: Telekinetically bent VW-Van. Weer een grapje, met een steek naar de zogenaamde mentale kracht van een Indische yogi die de buiging zou hebben veroorzaakt. Ook hier het gevoel dat iets van de beweging waartoe het busje in staat moet zijn – een bocht nemen – tot eigenschap van het voertuig is verstard. Dat lijkt winst (wat een interiorisering!), maar is praktisch alleen verlies.



Het uithangbord van de tentoonstelling is Big Pumpkin, een fel gekleurd mannetje met een pompoen als hoofd. Mannetje zonder identiteit, als 'das Man' van de bruine filosoof? De kleuren doen aan popart of aan Disneyland denken: roze, de lievelingskleur van kitsch. Dat het mannetje nonchalant een gele hand in zijn broekzak steekt, is op zijn minst ongewoon. Vroeger gold het zelfs als onbeleefd. Dat het een buikje heeft en zijn kleding nadrukkelijk in het oog springt contrasteert in banaliteit fel met het traditionele edele (maar hier gecamoufleerde) materiaal waaruit het is vervaardigd: (beschilderd) brons. Als ze het verlaten, kijken Vorm en Vormeloos nog even om: schuin van achteren ziet Big Pumpkin er nauwelijks nog antropomorf uit, zijn naam indachtig veeleer plantaardig.



Dat de mens niet alleen is wat hij eet maar ook wat hij draagt, dat het uiterlijk het innerlijk verbergt maar ook vervangt, zien Vorm en Vormeloos in de twee grote beelden Big Psycho 10 en Big Psycho 8, het ene uit beschilderd messing, het andere uit aluminium. 'Hollow men', alleen figuur, en die zelfs meer kleding dan figuur. Kritiek op de onmogelijke hebbelijkheid van sommige mensen om te pas en te onpas in uitgezakte joggings rond te lopen? Stijlloos, denkt Vormeloos. Maar Vorm leest de uitspraak van de kunstenaar voor 'dat verdikken of vermageren eigenlijk ook werken met volumes is'. 'Jeder Mensch ist ein Künstler.' Guten Tag, Herr Beuys.



Wurm gaat nog verder, in het werk met de duurste titel: Disziplin der Subjektivität. Geen gekromde, gebogen of gerekte readymade, maar een gekantelde. Het gevaar van een ongeval op de weg verplaatst naar de veilige ruimte van een beeldenpark. Duidelijk een werk in situ: de richting en het half zwevende van de gekantelde personenwagen echoën de vlucht van het beeld Pegasus acht meter hoger.



'Kunst am Bau' heet de verplichting in Duitsland (die ook bij ons bestaat) om elk nieuw overheidsgebouw van tenminste een daartoe vervaardigd kunstwerk te voorzien. Wurm wacht niet op zo'n opdracht en creëert meteen het gebouw als kunstwerk. Melting House II en Melting House III: vorm wordt vormeloos. Vorm en Vormeloos moeten lachen.



Op Middelheim Laag (nr. 18a) treffen ze later iets analoogs aan: Fat House, een Holle Bolle Gijs van de architectuur, sprookjesachtig als de obesitas hem/het niet zo in de weg zat. Binnen projecteert een beamer de video Am I a House? waarin het tot sprekend mannetje geanimeerde huis reflecteert over zichzelf: 'Waarom ben ik zo dik? Mij werd verteld dat een huis niet corpulent kan zijn. [...] Dit is hier toch een tentoonstelling. [...] En dat betekent dat ik een kunstwerk ben. Dat betekent dat ik geen huis ben. Of dat ik zowel een huis als een kunstwerk ben. En dat wil dus zeggen dat ik geen huis ben, maar een kunstwerk.' Het heeft iets ontwapenends, een sprookje voor volwassenen. Het kind in Vormeloos kijkt vertederd door de dikke raamopening naar buiten.



Wat verder op het gazon staat een beeldje op een strakke sokkel. Rozerood geschilderd toont het nog een laatste keer Erwin Wurms obsessie met kleding: geen kop, buste of romp maar een menselijk onderstel, gereduceerd tot broek en schoenen. Nieuwsgierig kijken Vorm en Vormeloos van boven in het holle bronzen beeld: het lijkt wel de dubbele afvoer van een toilet, maar nee, de titel duidt het anders: Spit Pot. Het foldertje zegt: 'In onze Westerse samenleving is spuwen onbeleefd, in andere culturen is dit een gewoonte.' Vormeloos denkt: hoe snel vergeet een cultuur waar zij vandaan komt. Hij herinnert zich uit zijn jeugd, nog geen halve eeuw geleden, de kwispedoor in de tram.



Tijd om iets te gaan drinken. Niets vergeten? Misschien toch nog een eervolle vermelding voor Crap Head: een vergulde drol, in de hoogte getild door twee geïmproviseerde stutten. Als je abstractie maakt van het laag-bij-de-grondse uitwerpsel – dat hier, zou de kunstcriticus voor één keer terecht zeggen 'boven zichzelf wordt uitgetild' – is dit zelfs, nu zacht glanzend in de zon, een mooi kunstwerk. Dag Wim Delvoye, doei Wim T. Schippers. Ciao, Signore Manzoni!

Op het terras van de Dikke Mee (alweer een obsessie door obesitas) bestelt Vorm een thee met citroen, en Vormeloos, alsof hij een kenner is, een bolleke. Een minuut later keert de kelner op zijn schreden terug. 'Wat was het weer voor u, meneer?' 'Een bolleke.' Hij kijkt alsof hij het niet gelooft.